Jonge Kind
In 2003 werd het ontwikkelingstraject 'Interactiewijzer voor het Jonge Kind' afgerond.
Ontwikkeltraject
en pilot-studies werden uitgevoerd in samenwerking met BCO Onderwijs Advies (Venlo).
Dit sociale vaardigheidsprogramma wordt succesvol toegepast in de onderbouw van verschillende
scholen voor basisonderwijs, in speciaal basisonderwijs en op kinderdagcentra. Onderstaand
een kort overzicht van dit Interactiewijzer-programma voor 4 t/m 6-jarige kinderen.
Vooral scholen hebben steeds meer begeleidingsvragen over gedrags- en omgangsproblemen
van leerlingen.
Sociale vaardigheidstrainingen staan daarom steeds meer in de belangstelling,
ook vanuit preventief oogpunt. SOVA-training houdt in dat kinderen meer en betere
gedragsalternatieven ontwikkelen èn daaruit bewuster kunnen kiezen.
Voor het Jonge
Kind is er echter nog maar weinig ontwikkeld. Zij kunnen zich nog niet zo goed 'verplaatsen
in de ander' en dat is nu juist vaak een uitgangspunt voor de meeste sociale vaardigheidstrainingen
in gedragsalternatieven.
Op 7 à 8 jarige leeftijd zie je wel dat kinderen kennelijk
voldoende 'vanzelf' hebben geleerd om aan een SOVA-training te kunnen beginnen.
Ons
standpunt is: Jonge kinderen maken dus een leerproces door om zich te kunnen verplaatsen
in het perspectief van de ander. Dus kun je ze ook hèlpen bij dat sociale leren vóór
hun 7e jaar.
Dat is wat Interactiewijzer voor het Jonge Kind succesvol blijkt te
doen in een preventief groepsprogramma voor 4 tot 8 jarigen. Jonge kinderen leren
enthousiast in de schoolpraktijk van alledag dat er verschillende gedragsalternatieven
zijn waaruit je steeds de beste kunt kiezen.
Ze leren impliciet vanuit hun eigen
belevingswereld: "Ik bén niet zo, Ik dóe zo, En ik kan het dus ook ánders doen!"
Na een groepstraining kun je als groepsleraar bovendien ook individuele kinderen
met Interactiewijzer Jonge Kind gaan helpen waarbij gedragsproblemen spelen als 'te
bazig', 'te meegaand', 'te verlegen' of 'te veel ruzie'.
Begrippen en aanpak blijven
bij de kinderen leven en komen dus het hele schooljaar door goed van pas bij zowel
positieve als problematische interacties op school.
Kader
Sociale Vaardigheidstraining en Interactietaal voor de hele groep:
In de leercyclus
benoemen, herkennen, toepassen leren kinderen welke gedragsalternatieven er voor
hen zijn in sociale situaties. Ze oefenen in de schoolpraktijk van alledag met die
alternatieven en komen er zo achter welk gedrag op welk moment het meest gepast is.
Ze leren daarvoor ook een taal op hun eigen belevingsniveau.
Doelen
Preventieve werking naar kinderen:
Voor de leerkracht betekenen die taal en de oefeningen
directe preventieve aangrijpingspunten en handelingsmogelijkheden in de groep bij
zowel positieve als negatieve interactiesituaties. Dat wordt aangewend om positieve
voorbeelden in de groep te bekrachtigen, gedragsproblemen te voorkómen of die te
beperken.
Preventieve werking naar kinderen:
Voor kinderen met omgangsproblemen kan -met behulp van een computerprogramma- een
individueel handelingsprogramma worden opgesteld. Daarin worden niet alleen sociale
vaardigheden op maat geoefend in de groep, maar worden ook aanwijzingen gegeven voor
een verdere fijnmazige afstemming van de leerkracht op de interactieproblemen van
dat individuele kind.
Samen met de oorspronkelijke Interactiewijzer (voor 6-12 jarigen)
in latere groepen kan op school een doorgaande lijn in sociale opvoeding aangehouden
worden voor individuele kinderen. Zo kan maatwerk en continuiteit geboden worden
op de plaats waar dat het meest effectief is….. in de klas!
Curatieve werking bij individuele kinderen:
Leraren en groepsopvoeders vergroten met 'Interactiewijzer voor het Jonge Kind' hun
sensitiviteit voor kinderen met interactieproblemen. Zij internaliseren bewust interactioneel
denken en handelen naar kinderen steeds verder. Ook ouders kunnen thuis meedoen met
het programma.
Competentiegroei bij leerkrachten, groepsopvoeders en ouders:
De interactietheorie van de oorspronkelijke Interactiewijzer vormt ook de basis van
Interactiewijzer Jonge Kind.
Die theorie is 'vertaald' in een taal en materialen
die kinderen van 4 tot 8 jaar sterk aanspreken.
Kern voor die taal zijn vier poppen
die bij de start van het programma uiterlijk alléén van elkaar verschillen in kleur.
Ze gedragen zich echter wel sterk verschillend omdat ze daarvoor kiezen.
Leidraad
voor die keuze is het rijmpje: "Werk je MEE of werk je TEGEN? Als een BAASJE of VERLEGEN?"
Vandaar ook de namen van de poppen: "Poppie Mee, Poppie Tegen, Poppie Baasje en PopVerlegen".
De
poppennamen worden op velerlei manieren geïntroduceerd. Er wordt geoefend in het
herkennen van hun verschillende gedrag in tal van nuances en uiteindelijk wordt er
door de kinderen in die gedragsalternatieven geoefend.
Dat gebeurt met posters, handpoppen,
vingerpoppen, puzzels, kaarten, video, een poppie-klok, liedjes, verhalen, prentenboeken,
spelletjes, werkjes en nog veel meer….
Het belangrijkste pedagogische middel voor
het daadwerkelijk oefenen van gedrag in de groep is "Instant Replay".
Van positieve
of probleemsituaties wordt a.h.w. de 'band onmiddellijk teruggedraaid'; vanaf de
'start' speelt de leerkracht met enkele kinderen de situatie na, met daarin de rol
van een bepaald kind. Na het benoemen en herkennen van welke 'poppie-positie' ze
inneemt, doet ze ook één of meer poppie-gedragsalternatieven vóór. Vervolgens wordt
het kind gevraagd om dat ná te spelen. Dat levert allerlei varianten op voor benoemen,
herkennen, kiezen, bespreken en toepassen van gedragsalternatieven door de kinderen.
Sociale vaardigheden leren of versterken door direct ervaren en oefenen 'naar voorbeeld'
in de groepssituatie van alledag is het uiteindelijke doel.
Instant replay vormt ook
de basis voor het curatieve deel van het programma voor een individueel kind. Daarnaast
worden met het kind systematisch specifieke sociale vaardigheden geoefend in een
maatwerkprogramma middels spel, spelen en taakjes in de groep. Verder stemt de leerkracht
haar houding systematisch nader af op de interactieproblematiek van het kind a.d.h.v.
concrete adviezen.
Inhoud:
Informatie over cursussen Interactiewijzer voor het Jonge Kind kunt u krijgen bij:
Poppie Baasje
Pop Verlegen
Ontwikkeltraject en pilotstudie werden uitgevoerd in samenwerking met:
BCO Onderwijsadvies
te Venlo.
BCO Onderwijsadvies verzorgt cursussen 'Interactiewijzer voor het Jonge
Kind'.
Kader
Vooral scholen hebben steeds meer begeleidingsvragen over gedrags- en omgangsproblemen
van leerlingen.
Sociale vaardigheidstrainingen staan daarom steeds meer in de belangstelling,
ook vanuit preventief oogpunt. SOVA-training houdt in dat kinderen meer en betere
gedrags-alternatieven ontwikkelen èn daaruit bewuster kunnen kiezen.
Voor het Jonge
Kind is er echter nog maar weinig ontwikkeld. Zij kunnen zich nog niet zo goed 'verplaatsen
in de ander' en dat is nu juist vaak een uitgangspunt voor de meeste sociale vaardigheids-trainingen
in gedrags-alternatieven.
Op 7 à 8 jarige leeftijd zie je wel dat kinderen kennelijk
voldoende 'vanzelf' hebben geleerd om aan een SOVA-training te kunnen beginnen.
Ons
standpunt is: Jonge kinderen maken dus een leerproces door om zich te kunnen verplaatsen
in het perspectief van de ander. Dus kun je ze ook hèlpen bij dat sociale leren vóór
hun 7e jaar.
Dat is wat Interactiewijzer voor het Jonge Kind succesvol blijkt te
doen in een preventief groepsprogramma voor 4 tot 8 jarigen. Jonge kinderen leren
enthousiast in de schoolpraktijk van alledag dat er verschillende gedragsalternatieven
zijn waaruit je steeds de beste kunt kiezen.
Ze leren impliciet vanuit hun eigen
belevingswereld: "Ik bén niet zo, Ik dóe zo, En ik kan het dus ook ánders doen!"
Na een groepstraining kun je als groepsleraar bovendien ook individuele kinderen
met Interactiewijzer Jonge Kind gaan helpen waarbij gedragsproblemen spelen als 'te
bazig', 'te meegaand', 'te verlegen' of 'te veel ruzie'.
Begrippen en aanpak blijven
bij de kinderen leven en komen dus het hele schooljaar door goed van pas bij zowel
positieve als problematische interacties op school.
Doelen
Sociale Vaardigheidstraining en Interactietaal voor de hele groep:
In de leercyclus
benoemen, herkennen, toepassen leren kinderen welke gedrags-alternatieven er voor
hen zijn in sociale situaties. Ze oefenen in de schoolpraktijk van alledag met die
alterna-tieven en komen er zo achter welk gedrag op welk moment het meest gepast
is. Ze leren daarvoor ook een taal op hun eigen belevingsniveau.
Preventieve werking naar kinderen:
Voor de leerkracht betekenen die taal en de oefeningen directe preventieve aangrijp-ingspunten
en handelings-mogelijkheden in de groep bij zowel positieve als negatieve interactiesituaties.
Dat wordt aangewend om positieve voorbeelden in de groep te bekrachtigen, gedrags-problemen
te voorkómen of die te beperken.
Curatieve werking bij individuele kinderen:
Voor kinderen met omgangsproblemen kan, met behulp van een computer-programma, een
individueel handelings-programma worden opgesteld. Daarin worden niet alleen sociale
vaardigheden op maat geoefend in de groep, maar worden ook aanwijzingen gegeven voor
een verdere fijnmazige afstemming van de leerkracht op de interactie-problemen van
dat individuele kind.
Samen met de oorspronkelijke Interactiewijzer (voor 6-12 jarigen)
in latere groepen kan op school een doorgaande lijn in sociale opvoeding aangehouden
worden voor individuele kinderen. Zo kan maatwerk en continuiteit geboden worden
op de plaats waar dat het meest effectief is….. in de klas!
Competentiegroei bij leerkrachten, groepsopvoeders
en ouders:
Leraren en groepsopvoeders vergroten met 'Interactiewijzer voor het Jonge Kind' hun sensitiviteit voor kinderen met interactieproblemen. Zij internaliseren bewust interactioneel denken en handelen naar kinderen steeds verder. Ook ouders kunnen thuis meedoen met het programma.
Inhoud:
De interactietheorie van de oorspronkelijke Interactiewijzer vormt ook de basis van
Interactiewijzer Jonge Kind.
Die theorie is 'vertaald' in een taal en materialen
die kinderen van 4 tot 8 jaar sterk aanspreken.
Kern voor die taal zijn vier poppen
die bij de start van het programma uiterlijk alléén van elkaar verschillen in kleur.
Ze gedragen zich echter wel sterk verschillend omdat ze daarvoor kiezen.
Leidraad
voor die keuze is het rijmpje: "Werk je MEE of werk je TEGEN? Als een BAASJE of VERLEGEN?"
Vandaar ook de namen van de poppen: "Poppie Mee, Poppie Tegen, Poppie Baasje en PopVerlegen".
De
poppennamen worden op velerlei manieren geïntroduceerd. Er wordt geoefend in het
herkennen van hun verschillende gedrag in tal van nuances en uiteindelijk wordt er
door de kinderen in die gedragsalternatieven geoefend.
Dat gebeurt met posters, handpoppen,
vingerpoppen, puzzels, kaarten, video, een poppie-klok, liedjes, verhalen, prentenboeken,
spelletjes, werkjes en nog veel meer….
Het belangrijkste pedagogische middel voor
het daadwerkelijk oefenen van gedrag in de groep is "Instant Replay".
Van positieve
of probleemsituaties wordt a.h.w. de 'band onmiddellijk teruggedraaid'; vanaf de
'start' speelt de leerkracht met enkele kinderen de situatie na, met daarin de rol
van een bepaald kind. Na het benoemen en herkennen van welke 'poppie-positie' ze
inneemt, doet ze ook één of meer poppie-gedragsalternatieven vóór. Vervolgens wordt
het kind gevraagd om dat ná te spelen. Dat levert allerlei varianten op voor benoemen,
herkennen, kiezen, bespreken en toepassen van gedragsalternatieven door de kinderen.
Sociale vaardigheden leren of versterken door direct ervaren en oefenen 'naar voorbeeld'
in de groepssituatie van alledag is het uiteindelijke doel.
Instant replay vormt ook
de basis voor het curatieve deel van het programma voor een individueel kind. Daarnaast
worden met het kind systematisch specifieke sociale vaardigheden geoefend in een
maatwerkprogramma middels spel, spelen en taakjes in de groep. Verder stemt de leerkracht
haar houding systematisch nader af op de interactieproblematiek van het kind a.d.h.v.
concrete adviezen.
Werkwijze:
Interactiewijzer voor het Jonge Kind wordt bij voorkeur aan het begin van een schooljaar
gestart gevolgd door een implementatietraject in de rest van het schooljaar.
Het preventieve
deel van het programma wordt intensief aangeboden aan de kinderen gedurende de eerste
4 á 6 weken. Het blijft daarna steeds spelen door de rest van het schooljaar heen
als een belangrijk geïntegreerd facet van het pedagogisch groepsklimaat. Het curatieve
deel kan na 1 tot 2 maanden worden opgestart.
Het Begeleidings Centrum voor Onderwijs
en Opvoeding (BCO) in Venlo heeft Interactiewijzer voor het Jonge Kind mee helpen
ontwikkelen.
Contactpersoon voor begeleiding van invoeringstrajecten op schoolniveau
is Gemmie Derksen
Good Practice Voorbeelden:
Het programma wordt vanaf 2003 succesvol uitgevoerd op verschillende scholen voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en in cluster 3 (ZMLK-)scholen.
Sinds 2015 wordt aan een aangepaste vorm gewerkt binnen een aantal Kinderdagcentra.
Informatie en contact:
Informatie over cursussen Interactiewijzer voor het Jonge Kind kunt u krijgen bij:
Eline
Wolters
telefoon 06-42233463
of via e-mail:
verstegen@interactiewijzer.nl